Hij had de mooiste kamers van het huis en daar hij zijn eigen antieke meubels had meege'bracht zagen zijn vertrekken er echt deftig uit en Riek, die erg van mooie dingen hield, vond het een genot als ze Baasje’s kamers mocht doen, wat in de vacantie nogal eens gebeurde.
Was de bui goed bij Baasje, dan kon ze de grootste pret met hem hebben en ging hij zo gezellig in op al Riek’s kwinkslagen, maar, stond de muts scheef — zoals Riek het noemde — dan zei ze maar liever geen woord en wist ze niet hoe gauw ze uit de kamers moest komen.
Maar vandaag — tante Do constateerde het met vreugde — was de bui fluwelig en hij begon uit zichzelf over de lange duur van Riek’s ziekte.
„Het is om wanhopig te worden,” zei tante Do. „Het is geen wonder, dat het kind af en toe mismoedig wordt.” „Het is een wonder, dat het lieve kind zo geduldig blijft, zegt u dat liever,” vond meneer van Bellen. „Ik vertelde het gisteren nog eens bij mijn dochter de Kruyve. Ik had me net weer zo geërgerd aan haar Nita.”
„Wat was er met Nita?” vroeg tante Do belangstellend. „Het oude liedje, slechte rapporten, luieren, uitgaan. Mijn dochter heeft er zelf veel schuld aan, want ze heeft het kind schandelijk verwend.”
„Tja, dat is wel zo, maar Nita is enig kindje en haar ouders zijn welgesteld, ’t Gaat daar allemaal zo gemakkelijk, dat moet u bedenken. Ze ziet niets anders voor zich, dan weelde en uitgaan. Zo’n meisje denkt, dat het leven uit niets anders bestaat.”
„Mijn dochter begint het nu zelf een beetje in te zien, gelukkig, hoe nukkig en egoistisch het kind is. Als je daar nu toch eens zo’n meisje als Riek bij vergelijkt. Wilt u geloven, tante Do, dat ik er heel wat voor zou willen geven, als Nita een beetje van Riek’s opgewektheid en zachtheid had? En haar vlijt dan? Is ze niet altijd met glans overgegaan en in geen enkele klas blijven zitten? Neen, Riek is een meisje, zoals er niet veel bestaan.”
Het Muizennest. 2