dat meneer van Dongen inbracht, toch op eenvoudige wijze van komen.
Tine, de oudste dochter, die onderwijzeres was, had zoveel als ze van haar salaris kon af staan bijgedragen in het huishouden. Nu was ze getrouwd en bleven alleen nog Frans, die in het bouwvak was en Riek, die in de vierde Mulo zat.
Het was en bleef op de kleintjes letten, zoals de Muis altijd zei, maar dit deerde hen geen van allen. De saamhorigheid, die in het gezin van Dongen was, maakte, dat alle zorgen lichter geteld werden, dan anders het geval zou zijn geweest.
„Heeft een van allen je misschien ook ons andere nieuwtje verklapt?” vroeg mevrouw van Dongen, toen ze zag, dat Riek wat stiller was dan gewoonlijk.
„Welk nieuwtje?” vroeg Riek nieuwsgierig. „Hemeltje, Moeder, gaat er nog iemand weg?”
„Mispoes, Riekert, er komt iemand bij, tenminste in onze familie. Zus had het je eigenlijk zelf willen vertellen, maar ik heb zo’n erge zin om het je nu te verklappen.” „Komt er een baby bij zus?”
„Goed geraden. Hoe vind je het?”
„O, o! Opoe,” plaagde Riek. „Wat word je oud! Een kleinkind. Moeder! Wat een zaligheid! Wat zullen we ermee rondtuinen, u en ik! Wat zegt Gé er wel van? Wat een Ra zal dat zijn, zo’n blaag van een jog! O. wat zal ik ’m plagen!”
„Zou je je niet een beetje bedaard willen houden?” waarschuwde Moeder, die een verraderlijk blosje op Riek’s wangen zag komen.
„Mag ik dan nooit eens echt blij zijn?" mokte Riek. „Ik kan de remmen niet altijd aanzetten. Moeder. U weet niet, hoeveel moeite het me kost om altijd maar weer te denken: houd je kalm, Riek! je bent niet als andere meisjes, je mag niet druk doen, denk aan je gezondheid.”
Riek vocht tegen de opkomende tranen en Moeder, die