MIES DEMMING. 75
zóó hartelijk en koesterend, eigenlijk de geboren verpleegster.”
Een warme gloed overtoog Verstraetens gelaat. „Ja, zoo i s ze,” zei hij, als in zichzelf. „Oogen-schijnlijk een luchthartige plaaggeest, maar in werkelijkheid een warm en hartelijk kind.”
„Maar hoe maken we die zaak in orde?” Verstraeten dacht eens even na en dan, met een plotseling opflitsen van zijn levendige oogen, zei hij:
„Ik heb ’t! Een betere oplossing is niet denkbaar.”
De dokter boog zich vol belangstelling naar hem toe.
„Zie u eens, dokter, we moeten dat handig in elkaar zetten en een klein beetje intrigeeren. Mies heeft ’t daar in die uitgeverszaak lang niet prettig, maar haar trots verzet zich er tegen de betrekking op te geven, schoon ze wéét, dat ze hier een prettigen werkkring kan krijgen. Nu zal ik vader Demming voorstellen, Mies weg te nemen van dien zuren uitgever en haar inplaats daarvan journalistieken arbeid te geven, dien ze thuis kan doen. Vader kan haar dan wat inwerken en haar, als ze bij hem zit, met een en ander helpen. Moeder wordt bewerkt en die laten we gelooven, dat ’t geheel in Mies’ belang is en ze daardoor meer schrijf-routine krijgt, wat inderdaad het geval is en Mies zullen we zeggen, dat ze zich moet opofferen voor haar vader en alleen daarom de betrekking moet opgeven. Ik geloof, dat ’t zaakje op die manier wel kans van slagen heeft.”
„Mijnheer Verstraeten, ik heb respect voor uw organisatie-talent. Hoe kan ’t ook anders, als men aan het hoofd van zóó’n blad staat! Maar hééft u inderdaad werk voor Mies?”
„Ik heb een werkje voor haar, dat ’r buitengemeen zal aanstaan en waar ze het geknipte