56 MIES DEMMING.
„Nou is ’t erg,” dacht Mies. „Als vader met „heji daar” begint, is ’t hevig.”
Ze bleef bij de deur staan, in afwachting van de dingen die komen zouden.
„Zeg ereis, jij, hadt je niet kunnen zeggen, dat jij de schrijfster van die malle schets bent.”
Mies boog in deemoed het schuldig hoofd. Nu zou ’t er op los gaan!
„Wat is dat voor nonsens van jou, om zoo onvertrouwelijk te zijn met je ouders?”
Mies volhardde in haar stilzwijgen.
„Netjes van je! Moest ik van den Hoofd-Re-dacteur hooren, dat mijn dochter dat prul geschreven had.”
Mies beet haar lippen aan bloeden en Frans verliet haastig de kamer, de deur achter zich dicht smakkend.
„Die man zal wel een hoogen dunk krijgen van de goede verstandhouding hier in huis. Je moest je schamen! En dat noemt zich Chrysan-thème! Wat is dat voor een belachelijk pseudoniem? Had je niet wat beters kunnen kiezen? En waarom moest dat allemaal achter ons om gaan? Vooruit, antwoord me daar eens op. Wat heb je in ’s hemelsnaam allemaal tegen mijnheer Ver-straeten gezegd, mal wicht? Je begrijpt, dat hij de schets alleen terwille van m ij n positie aan zijn courant genomen heeft.”
„Dat is niet waar!” barstte Mies los, terwijl de tranen haar uit de oogen sprongen. „Als hij m’n werk niet goed had gevonden, zou hij het zélfs terwille van u niet geplaatst hebben.”
En toen, haar drift niet meer meester, vertelde ze in één adem, waarom ze den Hoofd-Redacteur verzocht had haar vader niets te zeggen van haar schrijven.
„Omdat U... U, toch alles zou afmaken, als u wist dat i k het geschreven had,” snikte Mies. „En ziet u wel, dat ik gelijk had! Gisteren was