MIES DEMMING. 39
„En merkt de reeder nooit wat?”
„Soms, als we ’t al te bont maken, komt hij binnen stuiven en dan krijgen we er van langs.” „Zeg, komen er veel beroemde schrijvers bij jullie op kantoor?”
„Nou en of! Maar ze komen niet altijd in onzen grafkelder, ze blijven meestal op het kantoor van ’t reedertje. Laatst hebben we een bak
gehad, zeg! Je moet weten, dat Jan Krent me in koffiedrinktijd altijd de correctie laat verzorgen van de verschillende boeken, die bij hem uitgegeven worden. Soms heb ik danig ’t land en dan kan ’t me niets bommen, of er ’n letter op z’n
kop staat, of uit den regel valt en maak ik me
niks dik over ’t feit, dat er te veel of te weinig
wit tusschen de regels is. Alleen grove druk
fouten werden door me verbeterd. Moet ie me maar niet met dat werk opschepen als ik m’n „kuchie” zit te eten.”