20 MIES DEMMING.
helpen, correctiewerk. Maar ’t is allemaal werk, dat ik ook doe en waarin ze nog bijgestaan wordt door mijn boekhouder en een bediende.
„O, maar dat is best, daar heb ik heelemaal niets tegen. Ze moet hier ook flink werken, maar je weet hoe ’t gaat, hè? ’t is beter onder vreemden te zijn. Familie in één zaak is eigenlijk uit den booze.”
„O, man, je hoeft me er niets van te zeggen, ik ken dat. En hoe denkt juffrouw Demming er over? Staat mijn aanbod u aan, of blijft u maar liever onder vaders vleugels?”
„O, neen,” lachte Mies helder op. „Ik vlieg er graag onder uit.”
„Dus dan komt u den eersten van de volgende maand bij mij in betrekking.”
„Heel graag, meneer.”
Nog even bleef hij met haar vader doorpraten over advertenties, die geplaatst moesten worden en waarbij hij hem vriendelijk verzocht om een gunstig plaatsje in het blad en dan ging hij, terwijl hij Mies hartelijk de hand ten afscheid drukte, haastig weg.
Mies oogde hem door het raam na, toen hij met korte, driftige pasjes de stille gracht afliep.
„Hij is veel aardiger, dan hij er uitziet,” zei ze tegen haar vader. „Wat een klein ingedrongen mannetje! Eigenlijk heelemaal geen voorkomen voor een uitgever.”
„’t Is een enorm knap zakenman,” zei haar vader wat kort. „Wat komt er nu zijn voorkomen op aan!”
„Och ja, dat is ook wel zoo,” stemde Mies toe. „In ieder geval is ie heel vriendelijk tegen me geweest en geloof ik wel, dat ik een prettigen baas aan hem zal hebben.”
„Prettiger dan aan mij, deugniet?” zei haar vader, terwijl hij haar in het oor kneep.
„Nou,” meesmuilde de dochter, terwijl ze hem