100
tevreden zijn. Norinchen, geloof je het nu nóg niet, dat jij de eenige voor me bent? Denk je, dat et één meisje bestaat, dat ik drie jaar lang dezelfde vraag zou doen? Al die anderen zijn Luft voor me, ik zweer het je! Allemaal ééndags-flirtjes en niets meer. Maar jij! Jij bent iets heel anders voor me. En ik weet, dat je van me houdt, niets minder, dan ik van jou. Waarom geef je nou niet toe, Norinchen? 't Zou zoo fijn zijn, als ik verloofd hier vandaan ging. Toe nou, Norinchen, wees nou niet zoo'n geweldige ijspegel en geef toe."
Norine tuurde naar het dal aan hun voeten en Fred, ongeduldig wachtend op haar antwoord, stampte als een paard op den harden grond en kauwde nerveus op kale sprietjes, die hij driftig uit het al besneeuwde gras trok.
Het meisje streed den strijd, dien ze had, sinds Fred haar het jaar tevoren zijn liefde bekend had, een strijd tusschen haar angst hem voor goed te verliezen en zich te binden aan hem. Want altijd was er de vrees, dat Fred's liefde voor haar niet sterk genoeg was en hij eigenlijk nog niet ernstig genoeg, om zich te binden voor het leven. Zooals zij zich hun band voorstelde, zoo heilig en onverbreekbaar en voor het heele leven, zou Fred dit gevoel kunnen deelen?
Was het bij hem niet het dwingen van een verwend kind om een stuk speelgoed, dat hij nog niet had? En zou hij, als eenmaal het speelgoed in zijn bezit was, er niet gauw genoeg van krijgen?