had, stond 't me tegen, was het of er iets griezeligs, geheimzinnigs van uitging en dan hergaf ik het al heel gauw z'n vrijheid."
„Norinchen?"
„Ja?"
„Weet je, dat ik ellendig veel van je houd?"
„Waarom ellendig?"
„Nou, moorddadig dan!"
„Waarom altijd zulke hevige uitdrukkingen?
Verleden jaar heb je me verteld, dat je krankzinnig van me hield, nu gaan we warempel den misda-digen kant uit!"
„Als jij me nu maar eens vertelde, dat je genoeg van me hield om je met me te verloven, dan zou ik