89
ben. Aan mij is toch geen eer te behalen! Of ik je noodig heb raakt je kouwe kleeren niet. Iedereen mag met z'n klachten bij je komen, voor iedereen zoek je de lichtpuntjes, Sally, dat overhoope, excentrieke wicht moet mee naar Nice en kan dan beter, dan ze was, naar d'r dollarland terugkeeren. Maar voor mij heb je geduld noch begrijpen over. Nou, ik ga me even afstappen, zal goed doen na jouw koude douche, wijd jij je dan maar aan je gastvrouw, die al met hunkerende oogen zit te kijken of haar goede geest nog niet verschijnt."
„Fred, je bent werkelijk nog onzinniger, nog veel-eischender dan verleden jaar. Je zoudt iemand alleen voor jezelf willen hebben om die, wanneer je verlangen naar een ander uitging, onbarmhartig opzij te schuiven. Ik ken je goed, Fred, misschien — noem 't gerust pedant van me — beter dan ieder ander en omdat ik je zoo goed ken...."
„Norine, blijven we hier den geheelen dag zitten? We zijn rijkelijk uitgerust."
't Was meneer van der Meerlen, die, het wachten moede haar tot opstaan noodde.
„O, ik schaam me diep!" zei ze, snel opspringend. „Ik ben een slechte gids."
„De schuld ligt bij mij," nam Fred, met norsch vertrokken mond het voor haar op. „Norine is mijn biechtmoeder en ik heb haar zooveel op te biechten."
„Ja, ja, we begrijpen 't allemaal best." Meneer's gezicht was een en al plaaglust. „We zijn dan ook van plan, niet vrouw? om jullie straks een schoone