82
van jullie prachtig Berner Oberland," zei Fred. ,,'t Zal wel hard voor je zijn, Norinchen, dit alles te moeten verlaten."
„Spreek er maar liever niet over, Fred. Er is nu eenmaal niets aan te veranderen; wat geeft dat praten dan.”
„Je bent zoo sterk," bewonderde hij. „Je kunt zoo gemakkelijk ergens een streep onder zetten."
„Gemakkelijk? denk je dat heusch? dan ken je me toch slecht. Ik heb meestal een hevigen inwen-digen strijd en moet vechten met mezelf om te zorgen, dat anderen niets van dien strijd bemerken."
„Dit lukt je dan ook volkomen, want toen je me gisterenavond zoo luchthartigjes vertelde van de groote verandering die er op til was, toen kreeg ik toch heusch den indruk, dat je er je heel gemakkelijk in schikte en je blij was, dat je naar Nice zoudt gaan."
„Het eerste is waar, het laatste niet. Dat is te zeggen, ik schik me er in, al ging het niet zoo gemakkelijk als jij en anderen wel gelooven, maar het laatste! O, als je wist, h o e ik opzie tegen Nice, de geheel andere omgeving en vooral, vooral, het werken onder vreemden. Hier was ik in ons eigen huis en vader was mijn Directeur. Maar o! wie weet, met hoeveel ik te kampen zal hebben daar in den vreemde.” Zie je, Fred, hoe gemakkelijk ik me over dit alles heen zet? Net echt, zou Sally zeggen!”
„Maar je vader is toch bij je, dat moet toch wel prettig voor je zijn.”