8
Ze voelde den nonsens van haar eigen woorden. Hadden ze dit niet al eindelooze malen tegen elkaar gezegd in tijden van neerslachtigheid en had niet steeds de werkelijkheid al deze troostrijke woorden gelogenstraft?
„Norine,” haar vader maakte zich zacht los uit haar omarming, „Als je straks klaar bent met het legboek en de menu's, kom dan bij me in de huiskamer, ik heb ernstig met je te praten."
„Ja, vadertje."
Ze keek hem verdrietig na, toen hij opstond en het bureau uitging, om, zooals iederen morgen, naar den kelder te gaan en de wijnen uit te geven.
Norine keerde terug naar haar legboek en de zorgen met geweld terugdringend, begon ze opnieuw met inboeken.
Ze was hiermede net klaar en wilde de menu's van den dag gaan typen, toen de bel luidde, ten teeken, dat er nieuwe gasten aankwamen,
„Wie komen er vanmorgen?" vroeg ze zich verwonderd af, en de agenda raadplegend:
„Neen, er staat niemand ingeschreven,"
Ze spoedde zich naar de balie, die uitkeek in de hall, waar ze de huisknechten al binnen zag komen met de bagage en de portier de deur wijd opende om een heer en dame binnen te laten,
Norine begaf zich naar de hall en begroette de nieuwe aangekomenen,
„Heeft u nog kamers open?" vroeg de heer in goed Duitsch.