7
Dit laatste tegen den chasseur, die een stapel brieven bracht.
Lusteloos keek ze de binnen gebrachte post door.
„Een aanbieding van een linnenfabrikant, van 'n firma in wrijf was, van een strijkje! bittere ironie! van
een Cognac-leverancier en de rest rekeningen
en geen enkele bestelling! Waar moet het heen! 't Is om te vertwijfelen! en dan altijd maar die regen en wind, die het handjevol gasten, dat er is, nog verjaagt. Daar is vader.... maar weer opgewekt doen!"
Herr Director Röstel kwam het bureau binnen.
„Nog post gekomen, kindje?"
„Post genoeg, vadertje, maar geen bestellingen."
Hij zette zich aan het bureau over haar, steunde het hoofd in de handen.
Norine keek met wanhoop in het hart naar het witte hoofd, over haar.
Arme vader, daar had hij al die jaren zoo hard voor gewerkt.
Ze kon haar aandacht niet bepalen bij de verorberde oeufs en laits en keek telkens tersluiks naar zijn gebogen hoofd.
Eindelijk kon ze het niet langer uithouden en haar vulpen neerleggend, sprong ze van de hooge kruk en liep naar de andere schrijftafel.
Haar arm om den hals van haar vader leggend, zei ze zacht:
„Kom, Vatti, niet zoo piekeren, er zullen wel weer betere tijden komen."