23
„Juffrouw Röstel....11 mevrouw van der Meerlen wachtte even met verder gaan. „Ik heb er spijt van, dat ik zoo veeleischend was, als ik dit allemaal geweten had, zou ik het u zeker niet zoo lastig gemaakt hebben. Neemt u het me maar niet kwalijk."
Norine keek verrast op. Een gast, die zich excuseerde! Dat was haar nog nooit overkomen.
„U lastig?" lachte ze, „Als ze allemaal zoo lastig waren, dan was het een paradijs op aarde! U had volkomen gelijk! 't I s hier koud en de handdoeken, het meubilair, enfin alles laat te wenschen over. Alleen.... 't is ons dierbaar en ik weet nu al, dat ik ieder plekje en ieder stukje uit ons lieve, oude huis zal missen."
„Kon u er maar in blijven," zuchtte mevrouw, die innig begaan was met het meisje.
„Het kan niet en 't is maar veel beter, dat de knoop nu doorgehakt wordt," zei resoluut Norine.
„U is wèl flink," prees mevrouw, die opeens dacht aan alle kleinigheden waar ze zelf dagen lang over kon tobben.
„Wat moet, moet!" Norine richtte fier het mooie kopje op. „Met klagen en steunen help ik vader niet. Ik zal probeeren flink te blijven tot het bittere einde toe. Ik vond het fijn, mevrouw, dat ik m’n hart, dat heusch boordevol was, bij u heb mogen uitstorten en ik dank u wel, dat u me hebt willen aanhooren."
„Als we terug in Holland zijn," beloofde mevrouw, „dan ga ik moeite doen om in een van de groote hotels een betrekking voor u beiden te vinden.