14
„Waarom kunnen we niet samen in dezelfde zaak?"
„Ik zal 't probeeren, maar ik heb er niet veel hoop op. Jij bent jong, maar een oude kracht kunnen ze nergens meer gebruiken."
Norine had 't kunnen uitschreeuwen. Want 't was waar, hij was oud! Door het lange lijden van moeder, gevolgd door haar dood, was hij een oude man geworden, waren zijn mooie, donkerblonde haren, waar moeder zoo trotsch op was, totaal vergrijsd en had hij die deuk in de eens zoo veerkrachtige schouders gekregen, die hem tot een ouden man had gemaakt.
Ze vreesde er zelf ook voor, dat ze hem te oud zouden vinden voor de betrekking die hij zou kunnen waarnemen.
„Ik zal mijn ouden vriend Haeffli in Nice schrijven, misschien heeft die een betrekking voor je, Norin-chen en wie weet, kan hij mij, ouden gediende, ook nog een plaatsje geven in zijn groot hotel. Kop hoog, Madeli, er zullen wel betere tijden komen. Niet tobben, dat brengt ons niet verder. Het noodlot heeft het zoo gewild. Je weet wat de Engelschman zegt: Make the best of it! laten wij dat ook doen. We hebben hier mooie jaren gehad...z’n stem stokte even, „toen.... toen je onvergetelijke moeder nog leefde en, weet je, Norinchen, ik ben dankbaar, dat m ij n kinderen me nooit, nooit verdriet hebben gedaan. Ik zou immers niet willen ruilen met Oom
Heinrich, die baadt in het geld dat z’n zoons met
spelen en brassen opmaken. Also Norinchen, we zijn