109
Sally plonsde in volslagen wanhoop op Norine's bureau neer.
„En daar blijf je maar zoo kalm onder? Wat ben je toch voor een wezen?"
„Ik vind 't heel naar, maar wat is er aan te doen? Meneer van der Meerlen, die schat, heeft direct voor ons naar Amsterdam geschreven, waar hij een vriend heeft, die commissaris van een groot hotel is. Misschien lukt het daar."
Sally veerde op.
„Ah! neem je het afgesprongen zaakje daarom zoo luchtig op! Dicht bij Fred hoop je te komen. Ik dacht ook al. O, maar dan komt alles goed. Amsterdam is geloof ik een heel onschuldig dorp. Daddy vindt natuurlijk goed, dat ik daar heen zeil. Hij is er zelf vaak geweest, dus hij kent daar de situatie. Ik ga hem direct een roerend epistel schrijven."
„’t Is best mogelijk, dat je vader het goed zal vinden, want in dien tusschentijd heeft hij vader's bezadigd schrijven ontvangen en zal hij heusch wel naar ons geïnformeerd hebben."
„Wat zegt Fred er wel van, dat je nu misschien zoo dicht bij hem zult komen?”
„O, bij hem staat 't al vast! Dat is net zoo'n optimist als jij. Of z'n familie zoo heel blij zal zijn, dat hun toekomstige schoondochter in een hotel in hun stad werkzaam zal zijn, betwijfel ik hard."
„Fiddlesticks! Als 't zulke bekrompen menschen zijn, laat je ze finaal opvliegen!"
„Misschien zal het ze troosten, te hooren, dat jij,