Sally kwam als een wervelwind het bureau ingewaaid. In haar handen had ze een telegram waarmee ze verwoed heen en weer zwaaide.
Een regen echt Amerikaansche uitroepen van verontwaardiging rolde met haar het bureau binnen.
Norine, die zat te werken, keek verbaasd op.
,,Wat scheelt jou?"
„Wat me scheelt? Daar! lees!"
Het telegram werd op Norine's schrijftafel gesmeten.
„Nou ja, dat dacht ik wel," zei Norine kalm. „Je vader zou wel dwaas zijn om je met me mee te laten gaan naar Nice, terwijl hij niets, hoegenaamd niets van ons af weet."
„Maar hij kent m ij toch, hij weet toch waarachtig wel, dat ik niet met de eerste de beste mee sjouw!"
„Wind je nu niet zoo op, nijdas, het heele Nice-plan gaat niet door."
„Wat zeg je? Hoe komt dat?"
„Om de eenvoudige reden, dat Vader's allerbeste vriend gisteren schreef, dat hij in z'n groot hotel geen plaats voor ons heeft, voor vader zoomin als voor mij."
„Oh, bother! Wat nu?"