En toen kwam de beurt aan Tine, die in een eenvoudig wit zijden toiletje achter in de zaal zat.
Toen ze naar voren ging om haar plaats aan den vleugel in te nemen, rekten velen zich uit, om haar toch goed te kunnen zien. Was ’t ook niet alleraardigst, dat Tineke van den dokter haar aanstaande zelf zou begeleiden ?
„Ik durf haast niet,” fluisterde Tine zacht tegen Ernst, toen hij bij den vleugel kwam staan om nog even zijn viool te stemmen.
„Ach, wat ben je nog schor,” zei Ernst, terwijl hij haar schelms aankeek.
„Nare jongen,” zei ze zacht.
„Moed, Tineke,” zei hij even zacht, „’t zal best gaan.”
En ’t ging best. Tine overtrof zichzelf.
Zoodra ze de fluweelige viooltonen maar hoorde, was al haar angst verdwenen en dacht ze er alleen aan, zijn heerlijk spel te volgen.
Het was een uitbundig applaus, dat losbrak, toen het vioolstuk geëindigd was. Het publiek stond als één man op en men riep zonder ophouden, bis, bis. Net zoolang, tot Ernst nog een muzieknummer op den vleugel zette en ze samen nog een kleine toegift speelden.
Toen dit geëindigd was, betraden de twee pages, die aan den ingang der zaaldeur gestaan hadden, het podium, een groote [mand met losse bloemen met zich dragende, die ze
103