waar ze met Déborah Terheust, haar trouwe vriendin, tot de meest geliefde pleegkinderen behoorde.
Dé Terheust, was getrouwd met Wim van den Berghe, een hoogst talentvol en reeds zeer bekend, jong schilder, dien ze, toen ze bij Mevrouw Cortelingen in huis was, had leeren kennen.
Dé en Tine waren de trouwe vriendinnen gebleven, die ze waren vanaf het moment, dat ze bij Mevrouw Cortelingen in huis kwamen.
En Tine was het welkome logeetje, dat minstens drie keer per jaar eenige weken bij het jonge paar doorbracht.
Ze voelde zich volkomen thuis in hun artistieke milieu en het was haar grootste pleizier, stilletjes met Dé in het hooge, koele atelier te zitten en toe te kijken als Wim werkte.
Het was zoo’n genot, het mooie werk te zien groeien onder zijn handen, er iederen dag weer nieuwe schoonheid in te ontdekken.
„Ik dacht nooit,” zei Wim eens tot z’n vrouwtje, toen Tine ook weer zoo stil-aandachtig naar zijn werken had zitten kijken, „dat die robbedoes zóó intens en ernstig van iets kon genieten.” Waarop Dé direct repliceerde :
„O, maar je weet ook nog niet, Wim, hoe’n rijk innerlijk het schijnbaar zoo luchthartige vlindertje heeft.”
Waarop Wim het lieve, donkere vrouwke
12