„O, ik hoop zoo, dat ze niet al te lang wachten met schrijven,” zei Tine met een zucht.
„Dat zullen ze zeker niet,” bemoedigde dokter Durieu haar. „Maar zeg, meiske,” ging hij voort, „kun jij vanmiddag een krachtig soepje naar Vrouw Steyn brengen ? Daar is gisteren ook een baby geboren en ik dacht er daarnet aan met hoeveel minder vreugde dat kindje ontvangen wordt, dan de baby van Dé en Wim.”
„Stakkerds,” zei Tine, direct vol medelijden, „’t Is ook geen wonder, ze hebben ’t zoo armoedig en ’t is hun zesde !”
„Wil je in het dorp wat kleertjes voor het kindje koopen, Tineke, ik geloof, dat moeder Steyn zoo wat door d’r luiermandsgoed heen is. Vraag maar eens aan Juffrouw Bergsma, wat er noodig is, die is er gisterenavond heen geweest om poolshoogte te nemen.”
„’t Zal alles in orde komen, Vadertje,” zei Tine. „Ik ga er direct met Juffrouw Bergsma over spreken.”
Juffrouw Bergsma was de huishoudster die na den dood van Tines moeder bij de familie Durieu in huis was gekomen en haar trouwe zorgen had verdeeld tusschen den dokter en zijn vier kinderen.
Voor Tine had ze het minst behoeven te zorgen, want die was eenige jaren in het meisjespension van Mevrouw Cortelingen geweest,
11