eens innig naar zich toetrok en hartelijk zei: „Hoe kon ze ook anders een vriendin van mijn Deetje zijn.”
En dat was waar, want nooit had Dé zooveel van Tine kunnen houden, als ze alleen het opgewekte, zonnige meisje was geweest, dat door haar luimige invallen en opgewekt humeur ieder voor zich innam.
Doch Dé had, in de jaren van hun samenzijn bij Mevrouw Cortelingen, Tine goed leeren kennen en had door haar eigen ernstig en warmvoelend karakter een zeer goeden invloed op het thuis zoo verwende prinsesje gehad.
Was Tine eerst wat zelfzuchtig en nam ze het leven op, als één langen, blijden dag, door het samenzijn met Mevrouw Cortelingen en haar pleegkinderen leerde ze, hoeveel beter ’t is, zich voor elkaar op te offeren, dan altijd aan je zelf te denken.
13