„Ik zal er voor zorgen, juffer Tine, U kunt er gerust op zijn.”
Toen holden ze weer samen naar beneden om alles klaar te maken voor de koffietafel.
Ernst, die juist weer terugkwam van het feestgebouw, waar hij geholpen had het Con-certzaaltje in orde te maken, zag zijn Tineke en de meisjes druk bezig. Zonder zich te bedenken, ontdeed hij zich vlug van jas en hoed en begon mee te helpen.
Keurig netjes legde hij de kleine broodjes in de zilveren bakken en schikte de couverts als een volleerde kellner.
„Nee, maar zooies toch,” zei Neel, de oude keukenmeid. „Mot meheer nou ook nog meehelpen ? En wat gaat dat meheer handig af.” „Je zou niet zeggen, dat ik altijd gewend was in hotelkamers te wonen, hè Neel ?” lachte Ernst.
„Maar mijn moeder liet me, als kleine jongen al, wanneer er eens extra drukte was, of een zieke in huis, duchtig meehelpen. Ze vond, dat een jongen net zoo goed z’n handen moet kunnen roeren als een meisje.”
„Da’s heel verstandig van Uws mama,” prees Neel.
„En gemakkelijk voor mij,” lachte Tine. „Als ik dan eens meideloos ben, heb ik een goeie hulp aan je.”
„Je vergeet, kindje, dat we niet in een eigen
91