„Maar zeg me nu eens eerst, kindje, wat ik zal spelen.”
„Moet je mij dat vragen ?” lachte Tine. „Mevrouw, zeg u het maar,” wendde ze zich tot mevrouw van Beek.
„Nu, ik zou zeggen, bij de opening een ernstig nummer, dan krijg je ook het publiek, dat een klassiek nummer op prijs stelt. En als je van plan bent, ’s avonds nog wat te spelen, dan eenige lichtere stukjes. En Zondags ook wat lichter genre. Zijn jullie dit met me eens ?” „Volkomen,” beaamden ze allen.
„En wie zal me begeleiden ?” vroeg Ernst, terwijl hij schelms naar Tine keek.
„Nou, dat is ook een vraag,” lachte deze. „Natuurlijk de moeder.”
„Zóó gemakkelijk kom je er niet af,” plaagde mevrouw van Beek.
„Je hebt getoond, Ernst heel goed te kunnen begeleiden en als je deze dagen wat met hem repeteert, kun je de lichtere stukjes met een gerust hart met hem spelen. Ik zal dan het grootere werk op me nemen.”
„Maar ik heb nog nooit in ’t publiek gespeeld,” zei Tine, die al kippetjes vel kreeg bij de gedachte voor een volle zaal te moeten optreden.
„Als je samen met mij speelt, behoef je niet bang te zijn,” zei Ernst, terwijl zijn donkere oogen haar innig aankeken.
88