vrouw, wier oordeel hij zoozeer op prijs stelde.
„U heeft als altijd weer overwonnen,” zei hij met een lichten zucht. „U heeft toch steeds het beste geweten wat goed is voor het kind, ik zal dus doen, wat u me aanraadt.”
„Ik dank u voor dit hernieuwd bewijs van vertrouwen. Ik neem de verantwoording van mijn raad gaarne op me, zeker als ik ben, dat de kinderen gelukkig zullen worden,” zei mevrouw Cortelingen.
„En zullen we het kind nu niet hier roepen om haar het blijde nieuws te vertellen ?”
„Ja, daar voel ik wat voor,” zei dokter, terwijl hij haastig opstond.
Mevrouw Cortelingen oogde hem na, toen hij zoo levendig naar de deur stapte.
„Hij is blij, dat hij een besluit genomen heeft, en dat het ten gunste van zijn lieveling uitgevallen is,” dacht ze.
Daar hoorde ze iets holderdebolder de trap af komen.
„De oude Tine,” zei ze stil-gelukkig in zichzelf.
Met de armen om elkaar heen kwamen ze binnen, vader en dochter. „Tinelief”, zei dokter Durieu, terwijl hij haar kopje tusschen zijn handen nam. „Je lieve pleegmoeder heeft me doen inzien, dat ik goed doe jullie mijn toestemming te geven. Vraag dus, of Ernst en zijn moeder bij ons willen komen.”
82