Dokter Durieu’s gezicht stond heel ernstig. In zijn hart was angst. Hij kon zich niet ontveinzen, dat het een heel bizonder en sympathiek paar was, maar hoe vreesde hij zijn geliefd kind te geven aan een artist. Wat hij uit het leven van vele artisten had gehoord, was niet van dien aard, dat hij zijn kind zonder zorg er aan zou toe vertrouwen. Hoeveel liever zou ’t hem zijn, als Tine den jongen dokter tot man zou nemen. Het was hem niet ontgaan, met hoeveel stille verrukking Vermaas zijn kind aanzag en afgaande op den indruk, dien zijn jonge collega dien middag op hem gemaakt had, zou hem geen schoonzoon liever kunnen zijn, dan deze.
En Vermaas zelf? Ach, gemengde gevoelens bestormden zijn hart. Hij wilde niet gelooven, dat Tine verloren voor hem zou zijn. Wel zag hij de groote sympathie tusschen Tine en van Beek, maar ’t kon van haar kant toch alleen bewondering voor den grooten artist zijn. Misschien als Tine weer terug was, in haar eigen omgeving, zou ze hem weer vergeten.
Zoo troostte hij zichzelf, omdat hij niet wilde aannemen, dat het meisje, dat hij in dien korten tijd zóó lief had gekregen, voor hem verloren zou zijn.
Maar Agnes zag beter. Bij het samenspelen van Tine en Ernst was het haar duidelijk geworden, dat die twee bij elkaar hoorden.
62