„Dat is een cadeau van Dé’s voogd, mevrouw” zei Wim. „’t Is alleen zoo jammer, dat het instrument bij ons zoo weinig gebruikt wordt. Dé heeft ’t te volhandig met Carlo om veel te kunnen spelen en voor mijn geklimper is de vleugel te mooi. De laatste weken heeft Tine nogal eens gespeeld, dat kwam het instrument ten goede.”
„Speelt u piano?” zei Ernst van Beek levendig, terwijl hij zich tot Tine wende.
„O, een stumperig beetje,” zei Tine terwijl ze woedend naar Wim keek.
„Volgens mijn zeer bescheiden meening, speelt Tine bizonder muzikaal,” zei Dé.
„Ik ben blij, dat ik ’t weet,” zei mevrouw van Beek. „Nu kun jij vanavond Ernst eens begeleiden en kan ik rustig luisteren.”
„O, neen mevrouw, alsjeblieft niet,” smeekte Tine. „Ik lees niet zoo goed van ’t blad en in mijn angst zou ik er zeker niets van terecht brengen.”
„O, ik heb kleinere stukjes bij me, die niet zoo moeilijk te begeleiden zijn. Ik zou heel gaarne hebben, dat u die met mij speelde,” zei Ernst, terwijl hij zijn viool stemde.
„Nu, ik zal ’t probeeren,” zei Tine met een bedrukt stemmetje. „U moet dan maar geduld met me hebben.”
„Dat zal niet noodig zijn,” zei Ernst vol vertrouwen.
60