geboren om altijd zwart te dragen en veel, véél hooooge hoeden te hebben !!”
„Nest,” zei dokter Durieu, terwijl hij haar een fikschen kneep in de wang gaf.
Het dineetje was werkelijk in-gezellig en de gasten roemden om strijd Tine’s kookkunst.
Dé vond het heerlijk, dat alles zoo „op rolletjes liep” en had de voldoening, dat haar dineetje goed geslaagd was.
De koffie werd in de serre gebruikt en daar ontspon zich alras een gesprek tusschen den ouden en den jongen dokter, waar, zooals Tine beweerde, geen speld tusschen te krijgen was.
Wim en Ernst van Beek babbelden genoeglijk over kunst en de dames schikten zich knusjes bij elkaar en, om weer een uitdrukking van Tine te gebruiken „kabbelden zachtkens.” „Mevrouw,” vroeg Tine, terwijl ze zich naar Mevrouw van Beek toeboog.
„Krijgen we nog muziek vanavond ?”
„Vraag ’t mijn zoon, kind. Ik ben gaarne bereid om te begeleiden.”
„Zou ik durven ?” zei Tine weifelend.
„Och, de brutalen hebben de halve wereld,” lachte Dé.
„Ik zou ’t er maar op wagen,” zei Mevrouw van Beek. „Ik denk niet, dat hij ’t zal weigeren, als jij het vraagt.”
„Neen, dat denk ik ook niet,” zei Agnes Vermaas en voor den scherpen toehoorder
56