slipdas, de fluweelen jas en de golvende haren, maar er is toch iets, dat ze onderscheidt van den dokter en den notaris. Ik vind ze eerlijk gezegd, duizendmaal ruimer en breeder, maar ik kan me toch begrijpen, dat artisten en geleerden zich niet gauw aan mekaar zullen aanpassen.”
„Nu, heb er nog maar geen zorg over, wie weet, hoe ’t meevalt. Help me liever even bij ’t opmaken van m’n menu.”
„Tot Uw dienst, vrouwe. U kunt beschikken over mijn zeer bescheiden krachten. En ik sta morgen ongehoord vroeg op en ga bij je Geert kokerellen, dat heb ik haar beloofd. Ze heeft ’t morgen druk genoeg, die ziel! Jij bent de gastvrouw en bemoeit je alleen met je gasten, hoor ! Je daghit zullen we ook aan ’t werk zetten, je zult eens zien, hoe’n fraai diner we in mekaar draaien, laat alles nu maar eens aan ons over.” „Zeg, reuze-fijn ! Jij bent nog eens ’n logée om mee uit visschen te gaan ! Ik laat met een gerust hart alles aan je over en zal mijn zorgen tusschen de gasten en Carlo verdeelen.”
En Tine hield woord. Den volgenden morgen vroeg was ze al bezig in de keuken de toebereidselen tot het dineetje te maken en bracht ze alle goede lessen in praktijk haar door Juffrouw Bergsma gegeven.
Geert was één en al bewondering.
„Neen, zooals Juffer Tine het kon, ’t leek
50