„Neen kindje, dat ben ik niet met je eens. Ik denk, dat dokter Vermaas het zéér onaangenaam zou vinden, als door zijn schuld, je gezellig verblijf bij Wim en Dé verkort zou worden en hij is een te flinke man om zich over die teleurstelling niet direct met kracht heen te zetten. Hij zal, dunkt me, je houding, zooals die nu is, zeer respecteeren en van zijn kant, zoolang je er bent niet zooveel meer komen.” „Wat ben ik blij, dat ik er met u over kon praten,” zei Tine, terwijl ze haar hoofd tegen Mevrouws knie aandrukte.
„Kom jij maar met al je zorgjes bij mij, hoor kind. Ik verbeeld me dan, dat ik een eigen dochter heb. Daar heb ik altijd zoo erg naar verlangd. Maar kom, kind. Wil jij even bellen, dan brengt Truitje de thee.”
„Mag ik weer schenken ?” vroeg Tine, terwijl ze opstond om het meisje te schellen.
„Ja graag. En hoor eens, als de thee er is, komt meteen de verrassing waar ik je van sprak.”
„O ja, dat is waar ook. Ik ben toch geen echte vrouw, vindt u wel ? Ik ben absoluut niet nieuwsgierig.”
„Omdat je vergat er naar te vragen ?” lachte Mevrouw.
„Een vrouw vergeet nooit naar datgene te vragen wat haar nieuwsgierigheid opwekte, daar is ze als de kippetjes bij.”
41