„Verdiende loon, baas,” lachte Dé. „Red je er zelf maar uit.”
„O, die vrouwen !” zuchtte Wim wanhopig. „Altijd mekaars partij trekken. Tine, laat me los, kind, ik bezwijk !”
„Eerst netjes om genade vragen,” dolde Tine, die haar kleine, tengere handen stevig om Wim’s polsen sloeg.
„Denk om me kapitaal!” jammerde Wim. „Als ik m’n pols breek, blijft de menschheid verstoken van mijn overschoon werk.”
„Ja, dat is waar,” spotte Tine. „Ik laat je vrij, papsoldaat!”
„Wel drommel nog aan toe, dat zul je weten,” zei Wim kwasi-beleedigd. En voor Tine erop verdacht was, tilde hij haar hoog in de lucht en terwijl hij haar voor de open serre-deuren hield riep hij luidkeels :
„Ziehier, burgers, boeren en buitenlui, Mejuffrouw Tine Durieu, die zich het recht aanmatigde mij, den van ouds bekenden Hercules voor „papsoldaat” uit te schelden.” „Een waarlijk bizondere manier van kennis maken,” klonk een heldere mannenstem van buiten.
„Wim, geniepert, laat me los” gilde Tine. En Dé, die zich kostelijk amuseerde bij het zien van Tines verwoed gespartel, zei onder schaterlachen :
„Komt u binnen, dokter, en laat ik U op een
28