De thee was klaar en Tine schonk ze in de mooie Chineesche kopjes, die Wim en Dé haar gestuurd hadden in het nieuwe huis.
Ze zette zich met een borduurwerkje aan tafel. De heeren staken een sigaar op en Ernst vertelde van zijn prettigen werkkring aan het Conservatorium.
„Vader,” zei Tine toen ze een poosje allen gezwegen hadden. „Wat ben je stil.”
„Ben ik stil, kindje ? ’t Is mogelijk. Maar je weet wel, dat er oogenblikken in het leven zijn waarop je het geluk zoo machtig voelt, dat het je stil maakt.”
„Schatte-paps,” zei Tine, terwijl ze naar hem toe ging en hem een hartelijken kus op de wangen drukte.
222