Heb jij dat alles uitgezocht, liefste ?” vroeg hij, terwijl zijn verrukte blikken gingen langs de mooie donkerbruine gordijnen, de ruime leeren clubfauteuils, de boekenkast, de electrischelamp, omhuifd door een kap van verschillende kleuren crêpe de Chine, in teêre tinten, die een prachtig effect maakten als de lamp brandde.
„En denk je, dat hierin al je boeken en muziek geborgen kan worden ?” vroeg Tine, op de kast wijzende.
„Dat zou ik denken,” zei Ernst, terwijl hij het zware gordijn wegschoof.
„O, jij,” zei hij stralend van blijdschap. „Jij.... ” hij wist geen woorden meer te vinden en drukte zijn vrouwtje aan zijn hart.
„En nu naar beneden,” zei Tine, toen alles nog eens grondig bewonderd was. „Het is tijd om aan tafel te gaan.”
Toen ze na het middagmaal knusjes in de serre zaten, zei Tine:
„Zeg man, wanneer moeten we ontvangen ?” „Ja kindje, dat weet je beter dan ik.”
„’t Is zoo komiek bij ons, we zijn op orde, we hoeven niet meer terug te komen van onze huwelijksreis, waar is ’t wachten eigenlijk op.” „Nu, dan bazuin je maar overal rond, dat het nestje klaar is en belangstellenden het kunnen bekijken.”
„Ja, dat is best, ik heb niets geen zin in of-ficiëeligheid.”
218