Mevrouw van Beek dreigde haar, Ernst zelf er voor te laten zorgen en zoodoende het geheim te verklappen.
Toen gaf Tine lachend toe en zei, dat ze het een schandelijk overdrijven vond.
Ze was naar een groote meubelinrichting gegaan en hier had ze een sobere, hoogst artistieke aankleeding voor de studeerkamer uitgezócht.
En ze had afgesproken met den Chef van de zaak, dat ze moesten wachten met verzenden, tot ze telefoneerde.
Het huis was nu geheel gereed, op de studeerkamer na, die, zooals Tine losweg tegen Ernst beweerde : „wel even wachten kon tot ze er in waren, dan kon moeder den boel van zijn jongenskamer sturen.”
„Weet je wat jullie vergeten hebt,” zei op een avond Herman plotseling.
„Wat dan ?” vroeg Tine.
„Een naam voor je huis.”
„Da’s waar ook,” zei Ernst. „Hoe dom van ons.”
„Gauw een gezellig naampje bedenken.”
„Villa Tine,” zei Herman.
„Hè nee,” vond Tine. „Zoo gewoontjes.”
„Nooit gedacht en toch verkregen,” stelde Leo voor.
„Wel toepasselijk, maar beter voor een schip, dan een huis,” meende Ernst.
212