„Kan ik ’t helpen! Nou, die heb ik verteld, dat ik tot mijn spijt!! al voorzien was.
De derde spande de kroon. O, ik wou, dat jullie het geval gezien hadden.
Zoo’n klein meisje met een katoen japonnetje aan, dat haar net stond als een kind van tien jaar, dat voor de grap het katoentje van het dienstmeisje aan heeft gedaan.
Een gezicht als een schol en een neusje, dat veel overeenkomst vertoonde met een mop stopverf.
Ze is een nichtje van den kruidenier Stevens en komt uit de stad.
We hadden het volgende gesprek:
Ik. — Wel meisje, hoe heet je ?”
Zij : Stientje Stevens.”
„Hoe oud ben je ?”
„Seuven en twintig.”
11 j
„Heb je al meer gediend ?”
„Ik heb al nege betrekkings gehad.”
„Kun je koken ?”
„Jewel.”
„Heb je getuigen uit je andere betrekkingen?” „Jewel.”
„Laat ze me eens zien.”
„Die binne bij me oome.”
Toen vond ze ’t noodig de rollen om te keeren en ze vroeg in één adem, terwijl ze d’r handen in de zij zette en me uitdagend aankeek:
208