Tine. „We zullen eens kijken welke kamer het meest geschikt zou zijn voor studeerkamer.”
Ze liepen nu het geheele huis door en Tine bleef meesterlijk in haar rol. Alle kamers werden ingedeeld, de meubels („die we niet hebben,” fluisterde Tine) geplaatst en „’t was werkelijk geknipt voor ons” vond ze.
„Nu nog even den tuin bekijken.”
Ze liepen den tuin in, die groot was en goed gelegen.
De werklui gingen weer aan hun werk. „Wat een heerlijk huis,” zei Tine. „Ik benijd de menschen, die er in komen.”
„Is ’t huis zóó naar je zin, vrouwke ?”
„Vin jij ’t dan niet fijn ? Zeg, toen ik daar zoo parmantig aan ’t indeelen van de kamers was, geloofde ik haast zelf, dat ’t voor ons was. Wat zal dat heerlijk zijn, als we in stad huizen gaan zoeken en dan meubeltjes koopen ! O, man, ik kan ’t nog haast niet gelooven, ’t is allemaal zoo fijn !”
„Tineke,” zei Ernst en hij sloeg den arm om zijn vrouwtje heen. „Weet je, wie de eigenaar van dit huisje is ?”
„Neen, weet jij ’t dan ?”
„Kijk eens, klein vrouwke,” zei Ernst, en hij haalde een enveloppe uit zijn zak, waaruit hij een verzegeld stuk nam.
„Hier heb ik het eigendomsbewijs, zoodat je
202