ze. „Als je mee rijdt, zet ik je even aan je huis af.”
„Niets daarvan, mevrouwtje,” zei Wim.
„We brengen U eerst thuis en dan kan Hendrik ons even wegrijden.”
„Heerlijk,” zei Mevrouw blij. „Des te langer geniet ik nog van het bijzijn van mijn nieuwe vriendinnetje.”
32