„Natuurlijk kindje. Maar ik ben ervan overtuigd, dat de diagnose van je dokter volkomen goed is, hij is een zeer knappe baas.”
„O, daar twijfel ik niet aan, maar ik vertrouw toch niemand zooals u.”
„Zeer vereerd,” lachte haar vader.
„Paps, u blijft toch niet alleen maar de Kerstdagen ?” vroeg Tine met angst in haar stem.
„Wel neen, liefje, ik heb onbepaald verlof van thuis.”
„Wat zalig ! Heeft u een plaatsvervanger ?” „Ja, natuurlijk, nieuwsgierig Aagje. Heel toevallig sprak ik een oud collega van me, een officier van gezondheid, die met verlof in Holland is, en die wil gaarne eenige weekjes mijn praktijk waarnemen.”
„Paps, het is een sprookje, ’t Is haast te mooi, om waar te zijn. En logeer je hier in ’t hotel ?”
„Alles al in orde. De vriendelijke Gérant heeft me een kamer gegeven, die vlak bij jullie kamers is. Kan het beter ?”
„O, vadertje, ’t is zoo heerlijk,” zei Tine met een lange zucht.
Haar vader keek haar vol droefheid aan. Wat was dat gezichtje veranderd : lijden en zorgen hadden er hun stempel op gedrukt. En wie weet, wat haar nog te wachten stond. Het telegram van haar dokter wees op niet veel goeds.
184