„O, een lichte verhooging,” zei ze opgewekt. „Je hebt 38.2, dat is heelemaal niet hoog. Maar weet je, met het oog op je concert, is ’t toch beter, even een dokter te laten komen, die geeft je dan iets, dat de kou uit je lichaam verjaagt en dan ben je in een paar dagen weer witje boven.”
„Goed, kind, doe dat dan maar,” zei Ernst op matten toon,
„Ga jij nu een slaapje doen, dan telefoneer ik even naar den dokter.”
Ze kreeg geen antwoord meer, want Ernst dommelde in.
Toen ze zag, dat hij sliep, nam ze den thermometer nog eens op en bekeek dien nauwkeurig.
„Neen,” zei ze in zichzelf. „Ik heb me niet vergist, 39.9.”
Het hart klopte Tine in de keel, toen ze zich in de andere kamer naar de telefoon begaf en den dokter opschelde. Deze was gelukkig thuis en beloofde haar, zoo gauw mogelijk te zullen komen.
Toen de dokter kwam was Ernst weer ontwaakt.
Dokter vroeg of hij ergens over klaagde.
Ja, hij had erge hoofdpijn en zijn ledematen deden hem pijn.
„Er gaat veel influenza om, ik denk, dat uw man er een tik van te pakken heeft. Ik zou hem gaarne even willen onderzoeken.”
178