Dé mag helpen om het kleine schat je te verzorgen. Ik ben alleen maar zoo heel bang, dat ik reuze-onhandig zal zijn.”
„Ik denk, dat het best zal schikken,” zei Mevrouw van Beek bemoedigend. „Het went zoo verbazend gauw, vooral als je veel van die lieve, kleine peuters houdt.”
„O, Mevrouw, ik ben er dol op!” zei Tine vol vuur. „Toen ik zes jaar was, vertelde Paps me laatst, had ik op mijn verlanglijstje „een echt kind, dat kan huilen en eten” gezet. Ik had ’t land aan die stomme poppen, die niets doen, dan je glazig aankijken.”
„Dus de moederliefde zat er bij jou al vroeg in,” zei Mevrouw. „Nu, dat is maar goed, kind, want het is een van de mooiste dingen in het leven.”
Onder gezellig praten werd de reis voortgezet en vóór ze ’t wisten, waren ze te N.... aangekomen.
Toen ze het station binnenreden, nam Mevrouw Tines kopje in haar handen en gaf haar een hartelijken kus.
„Je moet me beloven, kind, dat je veel bij me komt,” zei ze hartelijk.
„Dolgraag, Mevrouw,” zei Tine terwijl ze haar een even hartelijken kus terug gaf. „Ik vind ’t gewoon zalig, met u te praten.”
„En jij geeft mij ontzaglijk veel, door je heerlijke opgewektheid,” zei Mevrouw.
20