„O, liefste,” zei Tine met een snik en ze verborg het kopje aan zijn borst. Ernst liet haar eens kalm uithuilen, hij begreep zoo goed, hoe vreemd het voor het jonge vrouwtje moest zijn, dit eerste Kerstfeest ver van huis.
„Wil het kleine meisje dan toch maar liever naar huis gaan ?” vroeg hij hartelijk. „De von Schweifs hebben gevraagd, of ik bij ze kom logeeren als jij naar huis gaat. Is dat geen goede oplossing, kindje ?”
„Neen,” schudde Tines kopje heftig. „Ik wil bij jou blijven. Denk je dan, dat ik pleizier zou hebben, als jij niet bij me was ? Neen, we zullen saampjes fijn het Kerstfeest vieren en ik zal flink zijn en niet meer piekeren over thuis. Is ’t goed, liefste ?”
Ja, hij vond het heel best, maar toch was hij niet volkomen gerust over haar. Telkens dwaalden haar blikken af en zag hij haar in gepeins verdiept.
„Hoe was de repetitie ?” vroeg Tine. „Heeft het orkest je goed begeleid ?”
„Schitterend gewoon, ’t Is een genot, met ze te spelen.”
„Speel je op het Kerstconcert hetzelfde programma ?”
„Neen, vrouwke, dan wilde ik het nieuwe concert spelen. Dat beginnen we morgenochtend al te repeteeren.”
173