ELFDE HOOFDSTUK.
Mevrouw Van Beek nam vlugger in beterschap toe, dan iemand had durven hopen. Tine begon al te spreken over weggaan en hoe zeer haar a.s. schoonmoeder daar ook tegen opzag, toch zag zij in, dat ze haar niet langer mocht houden en het nu tijd werd, dat Tine weer naar haar vader terugging en de wintermaanden verder besteedde aan het maken van haar uitzet en de pianostudie.
Tine, die het achteraf beter gevonden had, Ernst geheel onkundig te laten van zijn moeders ziekte, was, nu Mevrouw Van Beek weer hersteld was, begonnen, hem bij stukjes en beetjes ervan te vertellen.
En toen Ernst eindelijk geheel op de hoogte was gebracht en tevens de verzekering had, dat de lieve moeder weer geheel hersteld was, stuurde hij in zijn groote vreugde een geschenk aan „Zuster Tine”, die zijn moedertje zoo uitstekend verpleegd had. Hij verzocht „Zuster” dit te dragen bij haar trouwen.
Het was een dun kettinkje van platina, waaraan een lange parel hing.
158