„Tot uw dienst, Professor,” zei Tine schalks terwijl ze het militair saluut maakte.
„Luister eens goed. Je weet zeker wel, dat je broer Karel en mijn dochter Mia dikke vrienden zijn.”
„Allicht Professor,” lachte Tine.
„Nu, mijn vrouw en ik hebben die vriendschap zoo eens gadegeslagen en zijn tot de overtuiging gekomen, dat ’t niet uitsluitend vriendschap is tusschen die twee.”
„O, neen, Professor ?” vroeg Tine met een onschuldig gezicht.
„Zeg, nest, ik geloof, dat je bezig bent me zoo’n beetje voor den mal te houden.”
„Beware, Professor,” zei Tine onderdanig.
„M’n vrouw heeft Mia eens onder handen genomen en haar gezegd, dat we ’t minder prettig vonden, als ze altijd maar weer samen van college komen en Karel zoo heel vaak ’s avonds met haar komt werken.”
MM”
• • *
„Zeg je hierop niets ? Ben je ’t niet met ons eens ?”
„Heelemaal niet, Professor.”
„Dat was Mia ook niet. Ze werd tamelijk heftig en vond ons conservatief. Het gevolg van een en ander is, dat Karel ’s avonds niet meer verschijnt en Mia vaak roodbehuilde oogen heeft.”
„Nogal wiedes !! ” vond Tine.
149