vrouw beter zou worden en het werd haar angstig te moede.
Het consult van dokter Vermaas met Professor Greve duurde lang en al dien tijd zat Tine met angstig kloppend hart te wachten, hoe de uitspraak zou zijn.
Daar hoorde ze hun stappen op de trap.
Ze vloog op uit haar stoel en liep de heeren tegemoet.
„Professor,” smeekte ze, „zeg u me de volle waarheid ?”
„Ik beloof ’t je, kindlief,” zei Professor, terwijl hij haar hand in de zijne nam. „Het onderzoek is me zeer meegevallen, ’t Is net, zooals collega Vermaas je zei, het hart heeft een lichte afwijking, maar ik heb alle hoop, dat mevrouw van Beek, na eenige weken volkomen rust, weer hersteld zal zijn.
We mogen natuurlijk niet uit het oog verliezen, dat het een kleine waarschuwing was en moeten er dus voor zorgen, dat mevrouw zich voortaan kalm blijft houden, maar alles bij elkaar genomen, valt de toestand erg mee en heb ik alle hoop, dat mevrouw tegenwoordig zal zijn bij het huwelijk van haar zoon en z’n lieve Tine.”
„O, Professor, wat neemt u me daar een pak van het hart,” zei Tine met tranen in de oogen.
„Dat hadden we een paar weken geleden niet gedacht, hé meisje, dat we elkaar zoo
143