wat een pleizier, dat jij mijn wijfie zoo in de hoogte steekt, er zijn er wel, die haar erg gehoond hebben over haar streng régime !!!” „Ai, die zit!” lachte Tine. „Dat is een piek voor mij, menschen ! Maar zeg, ouwe brombeer, hoor je me nog wel eens sputteren ?”
„Neen,” verwonderde Wim zich. „Hoe komt dat eigenlijk ?”
„Dat komt, omdat je fijne knollebaas bewijst, hoe goed het is een kind op te voeden, als Dé het doet. Ik heb nog nooit zoo’n rustig, vroolijk en gezond kind gezien als jullie kleine Carlo.”
„Dat noem ik een overwinning,” zei Dé blij. „Tine was eerst woest op me, moet jullie weten.” „Zeg lui,” galmde Wim. „Wat gaan we vanmiddag doen ?”
„Gaan jullie een flinke wandeling maken,” stelde Dé voor, „dan blijven Mary en ik bij Carlo. Mary houdt net zoo min als ik van zoo’n reuze looppartij.”
„Hebben jullie er vrede mee ?” vroeg Wim.
Ze vonden het allen best en er werd besloten een eind het bosch in te gaan en dan tegen vier uur terug te komen voor de thee.
Toen ze dien middag allen opgewekt van de wandeling terugkwamen en genoegelijk in de serre de thee gebruikten, klonk plotseling van uit de huiskamer de telefoonbel.
Wim ging naar de telefoon en riep naar binnen :
136