„Ah, juist, dokter,” plaagde Loe.
„Erg blij met Uw diagnose.”
Patsch ! Dokters handje kwam niet malsch op Loe’s wang terecht.
„Flink zoo !” lachte Tine. „Die akelige plagen zijn nog niets veranderd.”
Al pretmakend kwamen ze op Casa Bianca aan, waar Tine hartelijk verwelkomd werd door Mijnheer en Mevrouw Ter vaart, de zuster en zwager van Wim.
„Wat ziet ons meiske er stralend uit,” zei mevrouw Tervaart.
„Das ist die Liebe....” zong Rob.
„Kun je nog zoo goed tegen plagen ?” vroeg mijnheer Tervaart.
„Och u weet, ik ben getraind. Met drie broers wen je wel aan plagen. Maar waar zijn Dé en Wim ?”
„Die zijn den kroonprins gaan halen. De wieg wordt naar den tuin getransporteerd, ’t Is nog zulk heerlijk weer, ’t zou jammer zijn als hij er niet van genoot,” zei mevrouw Tervaart.
„Is ie geen schat ?” vroeg Tine.
„Nou ja, dat was ik ook,” zei mijnheer.
„Dat is u nog!” zei Jo, terwijl ze door haar vaders al grijzende haren streek.
„Ha ! daar zijn ze !” riep Dien. „Plaats voor den kroonprins.”
Carlo’s wieg werd nu heerlijk in het zonnetje gezet en de kleine kerel, die wakker was, lachte
134