Mia, die straalde van blijdschap over het gezellige middagje, liet hen beiden uit en toen ze de deur uitwipte zei Tine ondeugend :
„Dag zusje, houd maar goeden moed, eer je ’t weet, hebben we je Pipa bewerkt.”
„Kleine toovenares,” zei Karel, toen hij naast haar voortstapte. „Wat heb je dien def-tigen Prof. Greve daar weer netjes weten in te palmen.”
„Mijn kop d’r af, als je op mijn bruiloft niet verloofd bent,” zei Tine.
„Denk je ’t heusch ?” zei Karel verrukt. „Laat dat maar aan mij over. Ik zal jullie helpen zoo hard als ik kan, ik ben zelf zoo gelukkig, Kraalemansje, dan moet je anderen toch ook helpen.”
„Lievert,” zei Karel dankbaar en zijn liefde en bewondering voor het prinsesje werd nog grooter.
127