Tine werd voorgesteld aan de twee andere meisjes-studentjes en al gauw was het ijs gebroken en zaten ze allen recht gezellig bij elkaar te praten.
Tine had er slag van, de menschen op hun gemak te zetten en de drie meisjes-studentjes babbelden zoo prettig met haar, alsof ze haar al lang kenden.
Ze vertelden haar van interessante excursies die ze meegemaakt hadden, van de verschillende Proffen, waarvan de een ’n schat en de ander ’n draak was en Tine luisterde vol belangstelling.
Toen het koffieuurtje om was en de meisjes naar college moesten, zei Tine, terwijl ze haar mantel aantrok :
„Ik moet nog eenige boodschappen doen, maar tegen vier uur ben ik met alles klaar, willen we samen ergens gaan teaën ?”
„Komt u dan bij ons, Juffrouw Durieu,” zei Mia haastig. „Vader en moeder zullen ’t heel prettig vinden met U kennis te maken. En dan komt Karel natuurlijk mee, die is al meermalen bij ons thuis geweest.”
„Ik heb er niets tegen,” zei Tine, die een smeekenden blik van Karel opving.
„Maar kan dat nu wel, zoo geheel onvoorbereid.”
„O, dan geef ik even een telefoontje van hier uit,” zei Mia. „Dan weet ik zeker, dat
122