waar we wel eens meer hebben gezeten, kom jij daar ook, dan drinken we samen koffie.”
„Ja best,” zei Karel met een guitig lachje om zijn mond.
Tine deed vlug haar boodschappen af en was klokslag twaalf in de lunchroom, waar ze Karel aan een tafeltje vond zitten.
„Dag!” begroette hij haar hartelijk. „Je bent prachtig op tijd.”
„Waar is m’n aanstaande schoonzus ?” vroeg Tine zacht, terwijl ze overal rondkeek.
„Ze komt direct. Maar zeg, Tineke, zul je ze niet plagen ?”
„Zie je me nu voor zóó onkiesch aan, domme jongen ?”
„Daar is ze, zeg ! Ze is met nog een paar meisjes-studentjes, maar die weten ervan.” „O, dat kan een genoegelijke pan worden”, lachte Tine.
Toen keek ze heel onschuldig op, juist op het moment, dat Mia voorbij kwam.
„Dag Juffrouw Greve,” groette ze vriendelijk, terwijl ze opstond. „Hoe maakt u het ?” Een fijn blosje overtoog het aardige, donkere kopje van Mia Greve, terwijl ze Tine de hand drukte.
„Laten we gezellig bij elkaar gaan zitten,” zei Tine met een gezicht alsof ze niet wist, dat ze zonder haar tusschenkomst ook wel bij elkaar waren gaan zitten.
121