Heb je er vrede mee ?
Ik heb er bij Wim op aangedrongen, in het najaar een paar weekjes naar het buitenland te gaan, maar hij wil er niet van hooren, zegt, dat hij wacht, tot we alle drie kunnen gaan.
Nu Tinelief, voor vandaag genoeg.
Kom maar heel gauw, we verlangen om ’t hardst naar je.
Veel liefs voor jullie allen, ook van Wim,
je Deetje.
Tine zat met Dé’s brief in de serre, toen Karel binnen kwam en zich naast haar neerzette.
„Moet je vandaag niet naar het Lab. ?” vroeg Tine.
„Het Lab.” was een verkorting van het Laboratorium, waar Karel als biologisch student werkzaam was.
„Neen, zus, vandaag lekker thuis werken. Maar voor ik aan den slag ga, kom ik een beetje bij je hannessen.”
„Heb je wat op het hart, jong ?” plaagde Tine.
„Had ik ’t nog maar!” zuchtte Karel.
„Hè!” schrok Tine op. „Wie is de ongelukkige ?”
„Nu vertel ik je niets,” zei Karel kwasi boos.
„Toe, Kraalemansje,” vleide Tine.
„Ik plaagde je maar een beetje. Zeg ’t me nu maar.”
116