je aan te raden nu reeds aan je uitzet te beginnen.
De lieve vrouw verlangt naar je komst, je hebt er geen idee van, hoeveel ze van je houdt. Ze richt er nu al haar werk op in, om zooveel mogelijk van je gezelschap te kunnen genieten.
Fijn, dat je zoo’n „knollig” dingetje voor Carlo maakt, ik verheug me er op het te zien.
Hij is zoo’n dot! Moet je die schattige kraai-geluidjes van hem hooren. En hij kent ons op een prik. Zoodra we bij zijn wiegje komen, begint hij te lachen, zijn heerlijk, blij zonnelachje.
Hij is, dank zij mijn streng regime, nog altijd even zoet en ligt, als hij wakker is, lief te kijken naar het draaiende beestje, dat in zijn wiegje hangt.
Als belooning voor zijn braaf gedrag, neemt vader Wim hem af en toe op en draaft met hem door den tuin.
Dan moet je zijn oogjes zien schitteren!
O ja, ik moet je een boodschap van Wim overbrengen. Hij rekent er n.1. op, dat hij in de weken, dat je hier bent, je portret mag maken. Dat is er toen dien laatsten keer bij ingeschoten.
Hij wil het eerst exposeeren en dan geeft hij het ten geschenke aan je lieven vader, voor wien het een prettig bezit zal zijn, als zijn meiske getrouwd is en niet meer zoo altijd bij hem.
115