„Toe, toe, toe-oe-oe !” de claxon maakte een helsch kabaal.
Dick bleef doortoeteren, keek naar Bob's ramen.
Eindelijk een slordig hoofd, dat kwaad uit een raam kwam kijken.
„Je bent stapel!” een verontwaardigde stem.
„Sliep je nog? Sorry!”
Dick belde aan, stoof naar boven, waar hij Bob weer in bed aantrof.
„D'r uit, lui varken!” Dick trok de dekens weg. „Ik brand van verlangen naar de film.”
„Stik!” Het zwarte hoofd dook weg in de molligheid der kussens.
„Dan ga ik ’m ontwikkelen.”
Bob snurkte alweer.
Dick snorde rond in de kamer naar het foto-toestel, vond het op een stoel onder een overhemd en 'n paar sokken.
Hij ontlaadde het, toog voorzichtig met het filmpje naar de donkere kamer op zolder, waar Bob en hij gewend waren de vele foto’s die ze maakten, te ontwikkelen.
Heel accuraat, zooals Dick alles deed wat hij doen moest, werd de film ontwikkeld en schoon er al dien tijd een nieuwsgierige trek om z’n joligen kop speelde, overhaastte hij zich niet, maar ontwikkelde kalm en zeker.
Uit de donkere kamer komend, hield hij even bij een gang-raam de negatieven tegen het licht.
„Verduiveld!” Hij rende in een vaart naar boven.
Bob, de dekens over z’n neus getrokken, zaagde uit alle macht.
Dick schudde hem door elkaar.
„Word wakker, Godenzoon! Het geluk hangt als een heele druivengaarde boven je kanes!”
Bob, verveeld, met slaperige oogen, keek ’m lodderig aan.
,/n Beauty, meneer! ’n kindje om de wereld mee uit te loopen!”
99